Sprong in het diepe

Ik wilde vanmiddag het laatste rondje op mijn fiets maken, de fiets wassen, de bewegende delen en de ketting smeren en inpakken in plastic, zodat ik er de volgende keer weer plezier van kan hebben. Het is er allemaal niet van gekomen.

Vanmorgen om kwart voor zeven belde Channarong. Ik was een kwartier op, had een koude douche (water gooien) genomen en thee gedronken en zat al klaar om haar, op de scooter, op te halen in Sida.

De zwarte Hilux zag ik van ver staan en naast Channarong en Pravat stapte een derde persoon uit, een dame in een deftig mantelpak. Channarong en Pravat gaven mij een hoge wai, de nette dame hief haar handen niet hoger dan haar kin. Ik maakte een wai terug en Channarong stelde mij voor aan Kringcha Wattanapran, een hooggeplaatste ambtenaar van het ministerie van Cultuur.

'Ik weet niet of dit de bedoeling is', zei ik nadat Channarong had uitgelegd dat de Thaise overheid uitermate geïnteresseerd is in Soiying en haar tatoeages - en uiteindelijk de nagaruda natuurlijk - 'dus ik stel voor dat wij samen, op de scooter naar Soiying rijden en zij moet aangeven of ze mevrouw Wattanapran wil zien en spreken'. Channarong stemde gelijk in, sprak nog even met Pravat en stapte achter op de scooter.

Soiying wachtte ons op, op de ontschorste boomstronk, en op het moment dat ik Channarong aan haar voorstelde, en ze elkaar een wai gaven, viel de uiterlijke gelijkenis tussen beide mij op. Het voelde ook gelijk als een weerzien van familieleden die elkaar lange tijd niet zagen. Het voelde goed en vertrouwd en Soiying liet al vrij snel haar tatoeages aan Channarong zien.

Ik dacht dat het geen kwaad kon om beide nu te vertellen wat ik inmiddels over de tatoeages wist, maar op het moment dat ik daarover wilde beginnen stapte de Phu Yai Ban uit het struikgewas en wees naar mij met de punt van een machete. 'Ik heb je hiervoor gewaarschuwd' zei hij, meer schreeuwend dan sprekend, met een agressieve blik in zijn ogen.

Ik bedacht me geen moment, sprong op van de boomstronk en rende het pad langs de rivier op. Ik zag het niet maar wist, voelde, dat de Phu Yai Ban mij volgde. Ik raakte sneller buiten adem dan ik had verwacht en rende naar een punt waar, op een verhoging, drie kokospalmen dicht opeen stonden. Ik ging achter de middelste palm staan met het idee zowel naar links als rechts uit te kunnen wijken als de Phu Yai Ban er tussendoor zou stappen.

Terwijl hij mij allerlei Thaise scheldwoorden toeschreeuwde, begon hij met de machete in de stam van de palm te hakken. De splinters vlogen om mijn hoofd en ik stond te trillen op mijn benen. Achter de Phu Yai Ban zag ik SoiYing en Channarong angstig onze kant op lopen.

De Phu Yai Ban stapte, al hakkend met zijn machete, naar links, naar rechts en weer naar links. Hij maakte schijnbewegingen en ik vermoedde dat het niet lang zou duren voordat hij, linksom of rechtsom, langs de palm zou stappen. Op het moment dat hij, rechtsom, mijn kant op stapte, rende ik linksom verder over het pad. Ik herkende, zo'n honderd meter verder, een plek in de rivier waar ik vorige week waterbuffels zag zwemmen en wist wat ik zou doen.

Ik keek niet om, maar wist, voelde weer, dat de Phu Yai Ban sneller liep dan ik. Het duurde, gevoelsmatig, heel lang voordat ik de honderd meter had afgelegd en ik aarzelde niet. Ik sprong al rennend, vanaf de oever die hier zo'n tweeënhalf à drie meter hoog is, in de rivier. Nog voor mijn voeten het water raakten, sloeg ik mijn handen voor mijn ogen om mijn bril tegen de klap van het water te beschermen. Ik ging kopje onder, raakte de bodem niet en zwom, kopje boven, naar de andere oever.

De Phu Yai Ban was mij niet gevolgd en stond op de andere oever te schreeuwen en te zwaaien met zijn machete. Achter hem zag ik dat de zwarte Hilux kwam aanrijden en Channarong liep er naartoe. Ze sprak kort met de nette dame en samen liepen ze naar de Phu Yai Ban, Soiying bleef bij Pravat staan.

Anderhalf uur later was ik gedoucht (water gegooid), lagen mijn natte kleren, portemonnee en telefoon te drogen in de zon en zat ik samen met Soiying, Channarong en Kringcha Wattanapran bij de Phu Yai Ban met thee en koffie aan de eettafel. Met haar politieke gewicht had mevrouw Wattanapran behoorlijk indruk gemaakt op de Phu Yai Ban en had ze hem ervan overtuigd dat we met elkaar in gesprek moesten gaan.

Mevrouw Wattanapran begon over de tatoeages – en ik zag dat de Phu Yai Ban zijn woede intoom hield - en vroeg aan de Phu Yai Ban of hij wist wat de tatoeages inhielden. Hij antwoordde met een ontkenning en zei 'wij beschermen in ons dorp de heiligheid en geven deze bescherming al vele generaties door. De tatoeages zijn de heiligheid en behoeven verder geen betekenis'. De geschiedenis van de dappere twaalf en de nagaruda, waar mevrouw Wattanapran vervolgens over sprak, zeiden hem niets.

'Ik wil een voorstel doen', zei mevrouw Wattanapran op een gegeven moment. 'Met uw hulp, zonder dat er verder ook maar iemand iets vanaf weet, onderzoeken wij' – waarbij ze met haar vinger een gebaar de tafel rond maakte - 'of er een verbintenis is tussen de tatoeages en de geschiedenis van de nagaruda. Als er geen verbintenis blijkt, dan blijft het ritueel het geheim van uw dorp. Als wij wel een verbintenis vinden, dan bespreken we hoe we daarmee omgaan. Wat zegt u daarvan?'

De Phu Yai Ban had mevrouw Wattanapran geen ander antwoord dan een instemmend antwoord kunnen geven, dat wist hij, en wij wisten dat ook.

Vervolgens kon ik eindelijk vertellen wat ik inmiddels wist over de tatoeages en de laatste wandeltocht die ik in nationaal park Tat Ton maakte. Nadat ze mijn verhaal op zich liet inwerken, stelde mevrouw Wattanapran voor naar Wat Pha Koeng te rijden. Iedereen was daar enthousiast over, ik ook, maar toen Pravat de Hilux , laat in de middag, weer richting Ban Ngio Mai reed, had ik hetzelfde gevoel als eerder deze week. We hadden niets gevonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten