Biecht

Goedemorgen Nederland.

Wij zijn zojuist geland op Schiphol, na een prima vlucht en drie maanden:
  • Yai Hoi, Ta Khun, Yai Lung(†), Elle, Leon, Mai, Sid, Yat, Si, Peng, Non, Ning, Koeng, Masha.
  • Een huwelijk, een inwijding tot monnik, een sterfgeval, Loy Kratong, festivals in Phimai, Bua Yai, Ayuthaya en Chaiyaphum, één kerstdag, oud en nieuw, Tat ton, drakenboot races, Angkor Wat, Angkor Thom, Thale sap, de rivieren Yang en Takrai.
  • Khao Noi, Ban Ngew Mai, Bua Yai, Pattaya, Nakhon Rachasima, Phimai, Lopburi, Ayuthaya, Chaiyaphum, Sattahip, Chonburi, Cambodja, Siem Rap, Maleisië, Kuala Lumpur.
  • Geen heimwee naar Nederland, geen aardappels, geen boterhammen, geen koffie en niet rechts rijden..
  • Genieten van familie en vrienden, van heerlijk Thais eten en drinken, stappen gezet in Thais spreken en lezen, fietsen, boeken lezen en kopen en een verhaal schrijven..
Ja ja, beste blogvolgers de biecht is hier...

Ik had mij een aantal zaken voorgenomen en heb ze allemaal waargemaakt, heerlijk:
  • Vooruitgang in Thais spreken en lezen, een baard laten staan, veel fietsen en een boek schrijven. Het is geen boek geworden maar een blogverhaal, het verhaal van Soiying. Sorry...!
Het was een uitdaging om door de echte beschrijving van onze reis heen een fictief verhaal te vlechten. Aan een boek kan een schrijver werken tot het klaar is, die luxe had ik niet. Ik wilde van het begin tot het einde zorgen dat het geloofwaardig was (hoewel er wel wat ongelovigen blogvolgers waren, foei). Er moest spanning, actie en mysterie in zitten en het verhaal moest passen bij ons reisschema. Het is aardig gelukt en het was leuk en aanmoedigend om tussendoor complimenten te krijgen over hoe spannend het was, en lekker om te lezen.

De duizend vlinders, niet te zien op de foto, waren overigens geen fictie. Ik baal enorm dat ik daar geen goede foto van heb.

Wij gaan nu de koffers afhalen en door de douane, naar Matti, Ferry, Jesse en Charissa. Eindelijk!

Beloning

We zijn ingecheckt en langs de douane. Boarding start over een uur en nog één keer maak ik gebruik van de 4GB /3G internetbundel en hotspot-functie op mijn telefoon en log met mijn laptop in op Thailand 2013/2014 om dit blogbericht te plaatsen. De laatste dag van onze drie maanden in Thailand was lang en mooi. En we komen terug, dat is zeker, op uitnodiging van en op kosten van de Thaise overheid. Geweldig! Wat een afsluiting.

Ik was van plan vroeg te ontbijten en voor acht uur weg te rijden uit Chaiyaphum, dat liep iets anders. Mevrouw Wattanapran kwam tijdens het ontbijt, met een bord rijstsoep, naast mij zitten en vertelde dat zij gisteravond door de militaire holle-ruimte-specialist op een tweede optie was gewezen. Er zou volgens hem ook een holle ruimte onder de vloer van de Pu Duang kapel kunnen zijn.

Om half negen stonden we, in dezelfde samenstelling als een dag eerder, naar de militair met de holle-ruimte-scanner te kijken. Hij bewoog, stapje voor stapje, van links naar rechts en van voor naar achter, zelfs een stukje door het gat in de achterwand, door de kapel. Vervolgens liep hij naar buiten en richtte de scanner op de grond bij de voorgevel, de linker buitengevel en de rechter buitengevel.

Wij werden met de minuut nerveuzer en de militair wachtte totdat hij de scanner dicht deed om ons te vertellen dat hij een holle ruimte had waargenomen. 'Maar' voegde hij daar aan toe 'de vloer is een rotsplaat van ongeveer een halve meter dik, het wordt lastig om toegang te krijgen tot deze ruimte. We kunnen vandaag proberen een endoscoop te maken, maar of dat lukt hangt af van de hardheid van de rotsplaat.' 'Aan de slag' zei mevrouw Wattanapran direct. Ik kreeg het gevoel dat zij zenuwachtiger was dan ik.

Na drie pogingen lukte het de militairen, vanaf de onderzijde van de linker buitengevel, een gat naar de holle ruimte te boren. Vervolgens kon de camera, op de kop van de endoscoop, zonder probleem de holle ruimte in worden gebracht. Het was een kleine ruimte, zo'n anderhalve meter in het vierkant en nog geen meter hoog.

Wij verdrongen elkaar om met de militair mee te kijken op het scherm van de endoscoop. Ik voelde de spanning, ingehouden adem en loskomende opwinding van iedereen op het moment dat de nagaruda in beeld kwam. Daar, onder de Pa Duang kapel, stond het beeld dat de vereniging van het Hindoeïsme en het boeddhisme symboliseert. Wij sprongen, dansten en omhelsden elkaar.

Mevrouw Wattanapran bracht onze euforie terug naar praktisch en vroeg de militair naar de tijd, die volgens zijn inschatting, nodig zou zijn om het beeld te voorschijn te halen. Hij dacht aan twee opties. Als eerste de gehele tempelvloer openbreken, waarmee ook de tempel gesloopt zou worden en als tweede vanuit de locatie waar de endoscoop werd ingebracht een mangat boren. Beide opties zouden volgens hem, met de benodigde voorbereidingen, zeker een maand tot twee maanden duren.

Rond een uur in de middag reed ik weg uit Chaiyaphum en arriveerde iets over zessen in Khao Noi. Pui had de koffers gepakt en de afspraak om met vrienden nog een keer heerlijk Thais te gaan eten, in The Glass House, kon doorgaan. Nog volop in extase, raakte ik niet uitgepraat over de ontdekking en het aanbod dat mevrouw Wattanapran mij had gedaan.

'We gaan er de tijd voor nemen.' had mevrouw Wattanpran gezegd 'en houden de ontdekking nog even geheim. Over vier of vijf maanden zullen we het aan Thailand, en de rest van de wereld laten weten. SoiYing, de Phu Yai Ban en de bewoners van Ban Ngio Mai willen wij daarbij een speciale plaats geven. Namens de Thaise overheid mag ik jou en je gezin daarvoor uitnodigen. Hopelijk zijn jullie daartoe in de gelegenheid want we gaan je daarbij ook belonen voor alles dat je hebt gedaan.'

'Ik wil geen beloning' was mijn reactie 'zeker geen financiële beloning.' Mevrouw Wattanapran had mij bedenkelijk aangekeken en gezegd 'daar denken wij ook niet aan. Wij denken aan iets waar jij misschien ook wel over moet nadenken. Wij willen jou een tweede, de Thaise nationaliteit, aanbieden.'

Voordat ik in de auto stapte, heb ik nog een halfuurtje met Soiying gesproken. Ze straalde en zei dat ze niet had gedacht ooit van het dorp als haar gevangenis verlost te worden. 'Je woont toch in Prathet Thai' zei ik tegen haar, voordat ik wegreed.

3 keer niets = ..

Laat naar bed, vroeg op, ruim 500 kilometer rijden en voor de derde keer teleurgesteld bij Wat Pha Koeng. Dat is mijn dag, vandaag, kort samengevat.

Ik slaap vanavond in een 5 sterren hotel/resort halverwege Chaiyaphum en Wat Pha Koeng. Goed verzorgd allemaal, dat wel, en op kosten van mevrouw Wattanapran (de Thaise overheid). Ik heb net heerlijk gegeten en het werd nog gezellig ook, met mevrouw Wattanapran, Channarong, Pravat, Soiying en de Phu Yai Ban van Ban Ngio Mai maar morgenochtend, na het ontbijt, nemen we afscheid en rij ik terug naar Khao Noi.

Vannacht waren we iets over half één thuis, nadat we Leon naar Suvannabhumi brachten. In de auto had ik verteld over het telefoontje van Channarrong en haar verzoek naar Wat Phra Koeng te komen. Pui was kort en bondig, ze vond het niks. Ze ziet altijd al op tegen de lange vliegreis en dan een dag van tevoren zo lang in de auto zitten, heen en terug, zag ze niet zitten. Maar ze vond het gelukkig geen probleem als ik alleen zou gaan.

Na een korte nacht zat ik om iets voor zessen achter het stuur van de Hi-lander. Onderweg stopte ik alleen om te tanken en een ontbijt-to-go bij de zeven-eleven te kopen en om kwart over elf reed ik de berghelling naar Wat Pha Koeng op, met 507 kilometer op de dagteller.

Ik kon de oprit naar de Wat niet oprijden omdat deze was versperd door twee legerjeeps en vier militairen, met geweren over hun schouder. Ik zette de Hi-lander, een stukje verder, in de berm en liep terug in de richting van de jeeps. Twee militairen kwamen gelijk naar mij toe gelopen en gebaarden dat ik weg moest gaan. Ik kreeg nauwelijks de gelegenheid om te vertellen dat ik hier was op uitnodiging van mevrouw Wattapran. Maar toen ik haar naam viermaal, steeds iets luider, had herhaald, leken ze eindelijk voor rede vatbaar. Tegelijk zag ik dat Channarong, vanachter de jeeps, kwam aanlopen.

Op het terrein van de Wat, vanaf de weg niet zichtbaar, stonden nog een legerjeep, twee legertrucks en acht militairen. Ik zag dit terwijl wij de oprit opliepen en Channarong vertelde dat zij en mevrouw Wattapran twee dagen terug een middag op het terrein hadden doorgebracht en spraken met de abt over de tempelgeschiedenis.

De abt had verteld dat Wat Pha Koeng, nu een tempelcomplex met meerdere gebouwen, in de tweede helft van de twaalfde eeuw was gestart vanuit één kapel en één beeld. Een beeld, van de ascetische monnik Pu Duang die als asceet afgezonderd leefde in de bossen rondom de tempel, en volgens de overlevering afstamde van de Khmer.

Ik had de kapel en het beeld van Pu Duang al eerder gezien, maar wist niet van de geschiedenis. Ik zag nu dat de legerjeep en -trucks voor deze kapel stonden, evenals mevrouw Wattapran, Pravat, Soiying,de Phu Yai Ban van Ban Ngio Mai en drie monniken. Ik wilde een foto maken van deze setting maar een van de militairen kwam gelijk naar mij toe om duidelijk te maken dat dit niet de bedoeling was. Mevrouw Wattapran haastte zich om excuses te maken, 'sorry' zei ze 'voorlopig alsjeblieft even geen foto's.'

In een van de legertrucks bleek een holle-ruimte-scanner te staan. Channarong liet mij zien dat de kapel tegen de berg was gebouwd en vertelde dat zij en mevrouw Wattapran overtuigd waren geraakt dat de achterwand voor een nis of zelfs grot was gebouwd en dat de nagaruda daarin zou moeten staan. De tijdlijn klopt en de tatoeagelijn loopt hier naar toe, dat heb jij aangetoond. De nagaruda moet hier zijn!

De militair die de holle-ruimte-scanner bediende, kon al snel aangeven dat zich inderdaad een nis achter de kapel bevond. En aangezien mevrouw Wattarpran al met de abt tot overeenstemming bleek te zijn gekomen over het vervolg, als een holle ruimte zou worden gevonden, duurde het niet lang voordat de eerste stenen, door twee militairen, werden weggehakt. Toen het gat, later in de middag, vanaf de grond ongeveer een halve meter breed en anderhalve meter hoog was, pakte een van de militairen een halogeen looplamp en stapte achter de wand. Hij was snel terug met een beteuterd gezicht.

De holle ruimte bleek niet meer te zijn dan een kleine, lege, nis. Er bevond zich helemaal niets achter de wand van de kapel. Voor de derde keer verliet ik teleurgesteld het terrein van Wat Pha Koeng.

Laatste dag dilemma

Hopelijk heeft de oppositiegroepering de Bangkok Shutdown over twee dagen niet uitgebreid naar vliegveld Suvannabhumi, wij rijden daar dan om 22.00 uur naar toe voor onze thuisvlucht om 2.15 uur. Vanavond oefenen we de rit alvast omdat Leon dezelfde vlucht heeft, twee dagen eerder, en wij brengen hem uiteraard.

Gisteravond hebben we het vertrek van Leon, die over twee weken alweer terugkomt voor drie weken, een beetje gevierd. Eerst zijn we met Gerrie en zijn vriendin gaan eten bij Cabbages and Condoms, een geweldig resaurant dat onderdeel is van de PDA group (The Population and Community Development Assosiation), een ngo met nobele doelstellingen. Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar een gezellige bar.

Vanwege de voorverkiezingen moesten de bars in Pattaya de afgelopen twee dagen dicht blijven. Dat wil zeggen geen muziek en geen alcoholische drank. Wij dachten dat hier om 24.00 uur een einde aan zou komen maar vergisten ons. Uiteindelijk vonden we toch een bar waar werd geserveerd, met een band die livemuziek speelde. Later bleek dat in Walkingstreet alles draaide zoals altijd, het was een gezellige avond.

Vandaag was een rustige dag (wel nodig ook na gisteravond), wat lummelen bij het zwembad, een paar inkopen voor thuis en gewoonweg genieten van de temperatuur. Morgen en overmorgen gaan er hetzelfde uitzien.. of niet, want laat in de middag werd ik gebeld door Channarong.

'Er zijn ontwikkelingen' zei ze, met een buiten adem stem. 'Wij zouden het geweldig vinden als jij er ook bij bent, kom morgen alsjeblieft naar Wat Pha Koeng?' 'Wij? Ook?' Herhaalde ik twee van haar woorden op vragende toon. 'Wie vinden het geweldig dat ik er ook bij ben? Maar vertel me eerst over welke ontwikkelingen je het hebt.'

'Kringcha Wattanapran en ik weten voor 90% zeker waar de nagaruda is. Als alles loopt zoals wij verwachtten, dan kunnen we het beeld er morgenmiddag uithalen. Ik heb Soiying en de Phu Yai Ban van Ban Ngio Mai ook gevraagd en zij komen morgen. Jij moet ook komen. Alsjeblieft.'

'Ik moet het met Pui bespreken 'zei ik. 'Over twee dagen gaan wij terug naar Nederland, dat weet je.' 'Ja dat weet ik' zei ze 'maar we regelen wel iets, besef alsjeblieft hoe belangrijk dit is voor Thailand. Er is geen beeld in het land met dezelfde historische waarde, als we het daadwerkelijk vinden, schrijven we geschiedenis.

Ik beloofde dat ik haar morgenochtend vroeg zou bellen en verbrak de verbinding. Straks brengen we Leon naar Suvannabhumi en in de auto ga ik het met Pui bespreken.

Het eerste afscheid

De eerste keer dat ik met Pui naar Ban Ngio Mai ging, reden we er naartoe in een taxi. Dat is bijna vijfentwintig jaar geleden en lijkt een eeuwigheid geleden. De wereld, zeker Thailand, is sindsdien gigantisch veranderd en door verbeterde wegen, vervoer- en communicatiemiddelen is de Isaan, ooit een afgelegen en laagontwikkeld gebied, tegenwoordig goed en snel toegankelijk. Een praktijkvoorbeeld van de wet van de stimulerende achterstand.

De jaren die volgden reden we met eigen, huur- of leenauto naar huis en het was een vreemd idee om gister door de buurman naar Nakhonratchasima te worden gebracht om vandaar met de bus de Isaan te verlaten. Doordat de busreis, vooral door tussenstops, langer duurde dan verwacht had de reis bijna nog iets nostalgisch ook. Maar volgende keer stuur ik weer lekker zelf..

We wisten dat het afscheid aanstaande was, en met de dag werd het gevoel daarbij zwaarder. Het leek er zelfs op dat ook NèPoek, de hond van vooral Yai Hoi, het afscheid voelde aankomen. De laatste drie ochtenden kwam hij steeds, een paar minuutjes maar, met mij spelen. Dat heeft hij nooit eerder gedaan.

We hebben weer een mooi tijd met Yai Hoi en Ta Khun gehad en koesteren dat. Ik weet zeker dat zij dat ook doen. Om de afscheidspijn een uurtje uit te stellen reed Yai Hoi mee naar Nakhonratchasima waar wij gelijk, een halfuur eerder dan we dachten, de bus in moesten. Pai pai, zei Yai Hoi. Ga, ga.

Vanuit Khao Noi bellen we dagelijks, tot we teruggaan naar Nederland. En gelukkig is bellen vanuit Nederland ook veel goedkopere dan in de vorige eeuw. Een belminuut kostte toen zowat 5 gulden en dan moesten we eerst de dorpswinkel bellen, waar de enigste telefoon in het dorp stond, om te zeggen dat ze Yai Hoi moesten halen en wij over 5 minuten nogmaals zouden bellen. Nu bellen we voor 2 Eurocent per minuut naar de mobiel van Yai Hoi, ongeacht waar zij is.


Sprong in het diepe

Ik wilde vanmiddag het laatste rondje op mijn fiets maken, de fiets wassen, de bewegende delen en de ketting smeren en inpakken in plastic, zodat ik er de volgende keer weer plezier van kan hebben. Het is er allemaal niet van gekomen.

Vanmorgen om kwart voor zeven belde Channarong. Ik was een kwartier op, had een koude douche (water gooien) genomen en thee gedronken en zat al klaar om haar, op de scooter, op te halen in Sida.

De zwarte Hilux zag ik van ver staan en naast Channarong en Pravat stapte een derde persoon uit, een dame in een deftig mantelpak. Channarong en Pravat gaven mij een hoge wai, de nette dame hief haar handen niet hoger dan haar kin. Ik maakte een wai terug en Channarong stelde mij voor aan Kringcha Wattanapran, een hooggeplaatste ambtenaar van het ministerie van Cultuur.

'Ik weet niet of dit de bedoeling is', zei ik nadat Channarong had uitgelegd dat de Thaise overheid uitermate geïnteresseerd is in Soiying en haar tatoeages - en uiteindelijk de nagaruda natuurlijk - 'dus ik stel voor dat wij samen, op de scooter naar Soiying rijden en zij moet aangeven of ze mevrouw Wattanapran wil zien en spreken'. Channarong stemde gelijk in, sprak nog even met Pravat en stapte achter op de scooter.

Soiying wachtte ons op, op de ontschorste boomstronk, en op het moment dat ik Channarong aan haar voorstelde, en ze elkaar een wai gaven, viel de uiterlijke gelijkenis tussen beide mij op. Het voelde ook gelijk als een weerzien van familieleden die elkaar lange tijd niet zagen. Het voelde goed en vertrouwd en Soiying liet al vrij snel haar tatoeages aan Channarong zien.

Ik dacht dat het geen kwaad kon om beide nu te vertellen wat ik inmiddels over de tatoeages wist, maar op het moment dat ik daarover wilde beginnen stapte de Phu Yai Ban uit het struikgewas en wees naar mij met de punt van een machete. 'Ik heb je hiervoor gewaarschuwd' zei hij, meer schreeuwend dan sprekend, met een agressieve blik in zijn ogen.

Ik bedacht me geen moment, sprong op van de boomstronk en rende het pad langs de rivier op. Ik zag het niet maar wist, voelde, dat de Phu Yai Ban mij volgde. Ik raakte sneller buiten adem dan ik had verwacht en rende naar een punt waar, op een verhoging, drie kokospalmen dicht opeen stonden. Ik ging achter de middelste palm staan met het idee zowel naar links als rechts uit te kunnen wijken als de Phu Yai Ban er tussendoor zou stappen.

Terwijl hij mij allerlei Thaise scheldwoorden toeschreeuwde, begon hij met de machete in de stam van de palm te hakken. De splinters vlogen om mijn hoofd en ik stond te trillen op mijn benen. Achter de Phu Yai Ban zag ik SoiYing en Channarong angstig onze kant op lopen.

De Phu Yai Ban stapte, al hakkend met zijn machete, naar links, naar rechts en weer naar links. Hij maakte schijnbewegingen en ik vermoedde dat het niet lang zou duren voordat hij, linksom of rechtsom, langs de palm zou stappen. Op het moment dat hij, rechtsom, mijn kant op stapte, rende ik linksom verder over het pad. Ik herkende, zo'n honderd meter verder, een plek in de rivier waar ik vorige week waterbuffels zag zwemmen en wist wat ik zou doen.

Ik keek niet om, maar wist, voelde weer, dat de Phu Yai Ban sneller liep dan ik. Het duurde, gevoelsmatig, heel lang voordat ik de honderd meter had afgelegd en ik aarzelde niet. Ik sprong al rennend, vanaf de oever die hier zo'n tweeënhalf à drie meter hoog is, in de rivier. Nog voor mijn voeten het water raakten, sloeg ik mijn handen voor mijn ogen om mijn bril tegen de klap van het water te beschermen. Ik ging kopje onder, raakte de bodem niet en zwom, kopje boven, naar de andere oever.

De Phu Yai Ban was mij niet gevolgd en stond op de andere oever te schreeuwen en te zwaaien met zijn machete. Achter hem zag ik dat de zwarte Hilux kwam aanrijden en Channarong liep er naartoe. Ze sprak kort met de nette dame en samen liepen ze naar de Phu Yai Ban, Soiying bleef bij Pravat staan.

Anderhalf uur later was ik gedoucht (water gegooid), lagen mijn natte kleren, portemonnee en telefoon te drogen in de zon en zat ik samen met Soiying, Channarong en Kringcha Wattanapran bij de Phu Yai Ban met thee en koffie aan de eettafel. Met haar politieke gewicht had mevrouw Wattanapran behoorlijk indruk gemaakt op de Phu Yai Ban en had ze hem ervan overtuigd dat we met elkaar in gesprek moesten gaan.

Mevrouw Wattanapran begon over de tatoeages – en ik zag dat de Phu Yai Ban zijn woede intoom hield - en vroeg aan de Phu Yai Ban of hij wist wat de tatoeages inhielden. Hij antwoordde met een ontkenning en zei 'wij beschermen in ons dorp de heiligheid en geven deze bescherming al vele generaties door. De tatoeages zijn de heiligheid en behoeven verder geen betekenis'. De geschiedenis van de dappere twaalf en de nagaruda, waar mevrouw Wattanapran vervolgens over sprak, zeiden hem niets.

'Ik wil een voorstel doen', zei mevrouw Wattanapran op een gegeven moment. 'Met uw hulp, zonder dat er verder ook maar iemand iets vanaf weet, onderzoeken wij' – waarbij ze met haar vinger een gebaar de tafel rond maakte - 'of er een verbintenis is tussen de tatoeages en de geschiedenis van de nagaruda. Als er geen verbintenis blijkt, dan blijft het ritueel het geheim van uw dorp. Als wij wel een verbintenis vinden, dan bespreken we hoe we daarmee omgaan. Wat zegt u daarvan?'

De Phu Yai Ban had mevrouw Wattanapran geen ander antwoord dan een instemmend antwoord kunnen geven, dat wist hij, en wij wisten dat ook.

Vervolgens kon ik eindelijk vertellen wat ik inmiddels wist over de tatoeages en de laatste wandeltocht die ik in nationaal park Tat Ton maakte. Nadat ze mijn verhaal op zich liet inwerken, stelde mevrouw Wattanapran voor naar Wat Pha Koeng te rijden. Iedereen was daar enthousiast over, ik ook, maar toen Pravat de Hilux , laat in de middag, weer richting Ban Ngio Mai reed, had ik hetzelfde gevoel als eerder deze week. We hadden niets gevonden.

Aftellen

We zijn aan de laatste week begonnen. Nog twee nachten in Ban Ngio Mai, met afscheid van Yai Hoi, Ta Khun en alle andere familie, vrienden en kennissen in het dorp, en dan nog een paar dagen in Khao Noi, bij Elle en Leon, voordat het er op zit.

Ik ben alweer twee dagen terug uit Chaiyaphum, waar ik drie mooie wandeltochten maakte in Nationaal Park Tat Ton. Ik reed de 60 kilometer naar Ban Ngio Mai op mijn gemakje en stopte alleen in Bua Yai bij de Tesco Lotus voor wat boodschappen.

Het leven in Ban Ngio Mai gaat zijn gangetje. Gister heb ik Yai Hoi op de scooter een dorp verder gebracht, waar ze grondbelasting moest betalen. Later op de dag heb ik haar ook naar het rijstveld, iets buiten het dorp, gereden en daar hebben we samen de boomstronken, van drie onlangs gevelde bomen, in de brand gestoken. Dat doen we de komende dagen nog een paar keer, totdat de stronken as zijn. We zijn met de auto van de buren, een schakelauto, wat best weer even wennen was, naar een jongere zus van Yai Hoi gereden, die een paar dorpen verder woont. En op de terugweg hebben we op de markt in Sida ons avondeten gekocht.

Ik ben weer lekker veel aan het lezen en heb vanmiddag een heerlijke fietstocht langs de rivier Yang
gemaakt, over een pad dat waarschijnlijk niet eerder door iemand op een fiets is bereden. Ik reed over rul zand, gras en keiharde kleigrond, welke door vee in natte toestand grof was getrapt.

Gisteravond sprak ik ook heel even met Soiying. Ze zei dat ze na een paar dagen van twijfel toch heeft besloten om Channarong te willen spreken. Ze is heel benieuwd naar haar verhaal maar nog meer heeft ze de hoop dat er een oplossing komt voor haar probleem.

Ik heb Channarong gelijk gebeld en zij was razend enthousiast en bereid om gelijk naar Ban Ngio Mai af te reizen. We zitten echter nog steeds met het probleem dat niemand in het dorp mag weten dat Soiying aan het zoeken is naar een oplossing en de afspraak met Channarong zal daarom ook buiten het dorp, op ons ontmoetingsplekje bij de rivier zijn. Morgenochtend.


 

 



Vier! en vijf?

Als je niet weet welke kant je op moet kijken, is het best fijn als je, met hulp uit onverwachte hoek, op de juiste kijkrichting wordt gewezen. Het overkwam mij vandaag en ik ben er nog steeds hyper door.

Vandaag bezocht ik de derde waterval van nationaal park Tat Ton, de Pha Iang, die zo'n 12 kilometer westelijk van het parkhoofdkwartier ligt. Op de scooter vanaf Chaiyaphum was het een rit van 30 kilometer terwijl diezelfde afstand hemelsbreed gemeten 20 kilometer bedraagt.

Het was weer genieten. De scooter-rit, gratis (yeahh nog een keer) het park in rijden en de overweldigende natuur. Bij de waterval, die in het regenseizoen waarschijnlijk pas echt een waterval wordt, waren een vrij jonge en een wat oudere parkwachter aanwezig. Ze hielden toezicht op een groepje Thaise kinderen die over de rotsen klauterden, alsof ze dat dagelijks deden. Ik toonde de parkwachters, vooral de oudere, gelijk mijn tekening van de vierde tatoeage en vroeg of ze het gebouw herkenden. Ze toonden geen enkel teken van herkenning.

Achter ons stonden drie van de kinderen – hello sir, how you do – giechelend mee te kijken en op het moment dat ik de tekening opvouwde, om weer in mijn rugzak te doen, nam de kleinste van het stel mijn arm beet en trok mij, terwijl ik dat eigenlijk niet wilde, mee door wat struikgewas naar een hoger gelegen plek met een andere kijkhoek, en wat struikgewas ervoor, op de waterval.

De jongen wees op mijn tekening en vervolgens naar de waterval en zei 'same same!'

Ik zag gelijk dat als er meer (regenseizoen)water, in een bredere stroom op de plaatsen waar het nu valt, zou vallen, de waterval, vanaf dit punt gezien, sterk op mijn tekening lijkt. De tatoeage delen waarvan ik dacht dat het daken of wanden van bamboe of riet waren, bleken vallend water te zijn. 'Het is geen gebouw, het is de waterval' schreeuwde ik tegen de jongen, die daar een beetje bang van werd en wegliep, terug naar het groepje.



 

 

Ik liep, stuiterend van opwinding, terug naar de parkwachters en berekende wat dit kon betekenen voor de 10 punten tussen Phrang Ku en de Pha Iang en de 4 punten naar de volgende locatie. Als deze punten in verhouding staan tot elkaar, zoals de 15 en 5 streepjes tussen Angkor, Phimai en Phrang Ku, dan zou de volgende locatie zo'n 8 kilometer naar het Noordwesten liggen.

Ik was van plan ook vandaag de waterloop stroomopwaarts te volgen maar liet dat plan direct varen, ik ging naar het Noordwesten. Ik vroeg de parkwachters of er wandelroutes in het park zijn en wees gelijk maar in Noordwestelijk richting. De oudste wees mij op een pad, een meter of honderd stroomafwaarts en zei, ik hoefde er niet eens naar te vragen, dat dit pad naar Wat Pha Koeng leidt. Een tocht van twee uur, volgens de parkwachter.

Het werd een mooie, maar zware, tocht - met onderweg twee op instorten staande loopbruggen – waar ik uiteindelijk drie uur en een kwartier voor nodig bleek te hebben. Het pad liep behoorlijk recht in lijn, steeds bergop, in Noordwestelijke richting, kruiste een keer de kronkelende 2159, waarover ik vanaf Chaiyaphum naar Pha Iang reed, en liep daar ook een stukje evenwijdig aan. Ik wilde niets misssen en bleef steeds op het pad maar uiteindelijk viel er niets te missen, mij is niets opgevallen in ieder geval.

 

Eenmaal boven, op het terrein van Wat Pha Koeng, heb ik een half uur gerust, water gedronken en kaakjes gegeten en van het schitterende uitzicht genoten. Maar in gedachten was ik al bezig met mijn zoektocht naar de cirkel met het plusteken, ervan overtuigd dat ik dat ergens in deze tempel zou vinden.

Ik heb uiteindelijk drie uur rondgelopen en alle gebouwen, beelden, bomen, hoeken en gaten op het tempelterrein zeker vier keer gezien. Ik baalde enorm omdat ik niets vond en het tijd werd om terug te gaan. Ik mocht het stukje naar Pha Iang meerijden met een jong stel, die door een monnik waren gezegend, en binnen een half uur zat ik op de scooter richting Chaiyaphum, balend dat ik het teken niet had gevonden maar toch nog steeds hyper van wat ik wel vond vandaag.



 

 

Duizend vlinders

Vandaag heb ik Nam Tok Tat Fa bezocht, de tweede van de drie watervallen in Nationaal Park Tat Ton. Nam Tok Tat Fa ligt circa tien kilometer oostelijk van Nam Tok Tat Ton.

Ik bezocht deze waterval al eerder, samen met Jesse in 2007, maar we zijn toen niet verder dan de helft van de eerste trap (glijbaan) gekomen omdat ik uitgleed, een doodsmak maakte, half bewusteloos terug naar Ban Ngio Mai ben gereden en daar een nacht in het ziekehuis moest doorbrengen.

Op de afgelegen toegangsweg, net voor de toegangspoort, werd ik vanmorgen vroeg ingehaald door een auto. Er was niemand bij de poort en ik reed, voor de eerste keer, een nationaal park in zonder 200 baht te betalen (yeahh).

Uit de auto, die vijftig meter verder was gestopt, stapte een vrouw gekleed in een camouflage uniform. Duidelijk een parkwachter. Ze vroeg geen entree maar toonde waar ik de scooter kon parkeren.
Er was verder niemand in dit deel van het park, niemand bij de huisjes, niemand bij de waterval en niemand langs de loop van het riviertje gedurende de uren dat ik daar langs liep en klauterde.
Het was een mooie, inspannende, tocht. En een paar keer vroeg ik mij af, met de afloop van het eerste bezoek in gedachte, of ik zo'n tocht wel alleen moet maken.

Ik heb de Tat Fa gevolgd tot een paar honderd meter voorbij het punt waar het water onder een rots vandaan kwam. Nergens voorbij dat punt trof ik nog water in de droge, met grote rotsen bezaaide, bedding.

Ongeveer op de helft van de tocht betrad ik een gedeelte waar door mijn komst zeker duizend vlinders opvlogen. Ik ging zitten en genoot van het schitterende schouwspel. Na een minuut of twintig zochten alle vlinders weer een rustplekje maar terwijl ik opstond om verder te gaan, vlogen ze weer allemaal op.
Op de terugweg heb ik hier weer een halfuur gezeten. Wat een ervaring!



Olifantenparade

Het Chao Pho Phraya Lae festival in Chaiyaphum wordt ieder jaar gevierd van 12 tot 20 januari. In de stad, met name rond de staten met de festivalmarkt, zijn veel mahouts aanwezig, ze verkopen stukjes suikerriet die de koper vervolgens aan de olifant mag voeren.

Ik was verbaasd over de vele olifanten, bij festivals in andere plaatsen zag ik ook wel olifanten maar veel minder in aantal. Via internet ben ik erachter gekomen dat een olifantenparade vast onderdeel is van het festival, dat verklaard iets in ieder geval. Maar ik kon niet achterhalen op welke dag en tijd deze parade dit jaar zou plaatsvinden.

Omdat er ook niemand is die mij kon vertellen wanneer de parade is, gokte ik erop dat de parade vandaag zou zijn en bleef ervoor in de stad.

Helaas pindakaas (hoe smaakt dat ook al weer) geen olifantenparade vandaag. Toch wat foto's van olifanten en van het beeld van de man aan wie het festival zijn naam ontleent.

Morgen ga ik weer van de natuur genieten..

Tat Ton

Ik heb vandaag een heerlijke lange dag genoten van Nationaal park Tat Ton, dat zo'n 20 kilometer Noordelijk van Chaiyaphum ligt.

Na een snel ontbijt zat ik voor half acht op de scooter, met lange mouwen, een lange broek en sokken aan. Vanwege de ochtend frisheid (zullen we maar zeggen) reed ik ook minder hard. Onderweg haalde ik een fles water en sultana's bij een Zeven-eleven en liet ik twee, wat oudere mensen, zonder succes, mijn tekening zien van de vierde tatoeage.

Tegen 8:30 uur reed ik het Nationale Park in, dat is vernoemd naar het riviertje Tat Ton en de mooie waterval (nam tok) daarin. Ik parkeerde de scooter en liep, langs de waterval en het gebied waar kan worden gezwommen, stroomopwaarts. Er was nog geen recreërende Thai, laat staan falang (=buitenlander) die hier sowieso niet zoveel komen, te bekennen.

Voorbij het zwemgebied stopt het gecultiveerde deel van het park en loopt een smal en ruig pad stroomopwaarts. Ruim anderhalf uur volgde ik dit pad, soms verdwenen door overgroei en omgevallen woudreuzen, tot een punt waar het stopte. Ik dacht al twee keer dat het pad was geëindigd maar vond beide keren toch nog een doorgang. Dit was de echte doodloop.

Ik ging op een, grote en vlakke, rots midden in het riviertje zitten, liet mijn kleding drogen en genoot van de omgeving. Twee rotsen verder vond ik keutels die veel op chivetkatkeutels (koffieboon keutels) leken. Ik had niets om ze in te doen anders had ik ze meegenomen, zeker drie eierdoppen vol.

Terug in het recreatiegebied liet ik mijn kleding weer drogen en heb ik heerlijk gezwommen, gezond en gerelaxt. Het was inmiddels wat drukker door de komst van vier schoolbussen vol grinnikende pubers, waarvan er best veel - hello wat is your name - met mij op de foto wilden. Heel beleefd en vriendelijk allemaal en nog nooit een falang in het wild gezien.

Tegen vieren heb ik mij aangekleed en, op weg naar de scooter, wat parkwachters mijn tekening laten zien met de vraag of ze het gebouw herkenden. Ik vermoed dat het vierde gebouw geheel uit hout en riet bestaat. Of bestond, want als dat zo is, is het waarschijnlijk, al lang geleden, helemaal weggerot. Ik vroeg het dan ook vooral aan wat oudere mensen in de hoop dat die het herinneren van wellicht langer gelden. Maar er was niemand die iets kon zeggen.

Phrang Ku

Door een combinatie van kou, buikkramp en futloosheid ben ik pas vandaag, een dag later dan gepland, op de scooter van de buren, naar Chaiyaphum gereden. Sinds ik, op het vliegveld van Siem Reap in Cambodja, de foto zag van de Phrang Ku ben ik zo nieuwsgierig naar dit gebouw, dat ik daar als eerste naar toe reed.

Het koelt in de nacht af naar een graag of tien. Niet echt koud, maar met een dagtemperatuur van ruim dertig graden is het wel degelijk koud. Zeker als je, eigenwijs als ik ben, alleen onder een dun laken slaapt. Dat doe dus ik niet meer..

Gisternacht had ik het zo koud dat ik dacht dat mijn handen en voeten bevroren waren. Dat is een vreemde gewaarwording bij plus tien. Maar de combinatie met buikkramp zorgde er voor dat ik een groot deel van de dag, met een laag niveau aan energie, op een matrasje beneden in de kamer heb doorgebracht. Ik had heel de dag braakneigingen en half in de middag heb ik overgegeven. Daarna kwam mijn energie weer een beetje terug, heb ik een uurtje in de zon gezeten en wat fruit gegeten. Pff, je hebt soms van die dagen..

In de avond heb ik via Google Maps nog eens gekeken naar de lijn Angkor, Phimai, Phrang Ku en met een ander programma de afstanden tussen deze plaatsten hemelsbreed berekend. Angkor - Phimai 241 kilometer en Phimai - Phrang Ku 80 kilometer. Ik weet niet met welke meeteenheden de Khmer werkten, en kan daar ook niets over vinden, maar de verhouding 241 / 80 is hetzelfde als 15 / 5. Dit zou de betekenis van de tatoeagestreepjes en -punten kunnen verklaren als aanwijzingen voor afstanden.

De Phrang Ku is klein vergeleken bij Phimai en veel kleiner vergeleken met Angkor Wat. Het gebouw, beter gezegd de ruïne, verkeerd ook in veel slechtere staat. Hout en riet, gebruikt voor daken, vloeren, kozijnen en deuren zijn lang geleden volledig weggerot en de restanten worden, vrij toegankelijk voor iedereen, slecht (niet) beschermd.

 

 

Vanavond slaap ik, lekker warm, in een hotel in Chaiyaphum. Er is veel drukte hier vanwege een jaarlijks feest ter ere van Chao Pho Phraya Lae, de grondlegger van deze stad.

De vijfde tatoeage

Een bijzonder dag vandaag. Een heerlijke fietstocht langs de rivier deTakrai



en vanmiddag met Pui op de scooter van de buren – je moet wat als je zelf geen vervoer hebt – boodschappen gedaan in Bua Yai. Morgen ga ik er in m'n eentje een paar dagen op uit met deze scooter. Pui wil graag bij haar ouders blijven, maar ik wil(/moet) een en ander gaan onderzoeken in Chaiyaphum.

Acht weken geleden besloot ik Soiying te helpen en er is sindsdien veel gebeurd. Ik heb haar best wel het een en ander te vertellen maar sprak haar niet eerder dan vandaag. Gisteravond kwamen we elkaar tegen bij het dorpswinkeltje en, zo onopvallend mogelijk, spraken we af elkaar vandaag vroeg in de ochtend te treffen bij het riviertje net buiten het dorp.

Om kwart over zeven ging ik wandelen en nog geen tien minuten later liep ik het beboste paadje op. Soiying zat al op de boomstronk en zag er ongelukkig uit, dat was mij gisteravond ook al opgevallen. Op mijn vraag hoe het met haar ging, zei ze dat ze de gevangene van het dorp is.

Haar stemming voelde niet goed en ik besloot gelijk van wal te steken. Ik pakte mijn pen en notitieboekje, tekende de cirkel met het plusteken erin, liet het aan Soiying zien en vroeg 'zegt dit jou iets?' Haar ogen werden groot en dat vertelde mij genoeg. 'Waar ken je dit van? ' vroeg ik. 'Je weet iets' zei ze vol verbazing. 'Ja, ik weet iets' zei ik. 'Maar voordat ik dat vertel, wil ik weten waar jij dit van kent.'

Ze nam er de tijd voor, waarin ze vermoedelijk overwoog of ze mijn vraag naar waarheid zou beantwoorden, of niet, en zei met trillende stem 'dit is de vijfde tatoeage'. Vol verbazing en verwachting keek ik haar aan, herhaalde haar woorden 'dit is de vijfde tatoeage' en was stil.

'Tijdens het ritueel is mijn schaamhaar geschoren' zei Soiying na een tijdje 'inmiddels is dat weer aangegroeid en kan je de tatoeage niet meer direct zien, maar het is dit teken.' Ze schoof haar sarong een klein stukje naar onder en zei 'kijk de lijn loopt door vanaf de vierde tatoeage.'

Ik had acht weken terug met veel interesse naar de tatoeages gekeken maar in het geheel niet naar de vage lijn die, precies in het midden, van boven naar onder liep. Ik keek er met extra aandacht naar. De eerste lijn, van Angkor naar Phimai, telde 15 streepjes en de tweede lijn, naar Phrang Ku, telde 5 streepjes. De lijn van Phrang Ku naar de vierde tatoeage bestond uit 10 punten en de laatste lijn, naar de rand van Soiyings sarong, telde 4 punten - richting het Nagaruda teken!

Het was nu aan mij om Soiying te vertellen over mijn ontmoeting met Channarong en de geschiedenis rond de Nagaruda zoals zij die aan mij vertelde. De achtervolging heb ik verzwegen. Soiying was net zo verbaasd als ik en zei in eerste instantie dat ze Channarong graag wil ontmoeten.

Net voordat ik weg wilde gaan, zei Soiying echter dat ze er toch nog een paar dagen over wilde nadenken. Channarong moet naar Ban Ngew Mai komen, Soiying mag immers niet weg, en dan weet Channarong definitief waar de tatoeages zich bevinden. Ik merkte dat dit idee haar beangstigde.

Ik vond het een goed idee dat ze er een paar dagen over zou nadenken. Dat geeft mij tijd om rond te kijken bij de Phrang Ku in Chaiyaphum en iets verder richting Tat Ton, waar de lijn naar toe loopt. Als ik daar ben geweest, vertel ik Soiying pas dat ik heb ontdekt dat de derde tatoeage de Phrang Ku  is.